Wouter vervolgt: “De overheid moet meebewegen om verduurzaming te versnellen. Bijvoorbeeld met subsidies en duidelijke normen, en vooral door zaken te beprijzen. De ‘oude economie’ wordt vaak nog ondersteund door de overheid, waardoor het voor de ‘nieuwe economie’ moeilijker is om te concurreren. Nieuwe plastics uit China zijn bijvoorbeeld goedkoper dan circulaire plastics die hier worden geproduceerd. We hebben de overheid dus nodig voor andere beprijzing, maar als ondernemer wil je niet afwachten en juist oppakken wat binnen jouw macht ligt.”

Krachten van groot en klein bundelen
Voor zijn boek ‘Duurzaamheid in de boardroom’ sprak Wouter met meer dan twintig CEO’s en bestuursleden over duurzaamheid binnen organisaties. “Het idee dat grote bedrijven makkelijker kunnen verduurzamen dan kleine, klopt niet. Ze hebben weliswaar meer middelen, maar hun beleid ligt onder een vergrootglas en wordt kritisch gevolgd door een groot publiek. Kleine bedrijven zijn wendbaarder, staan vaak dichter bij hun klant en weten wat die belangrijk vindt. Maar zij hebben weer beperkte middelen of vinden opschalen moeilijk. Door de krachten van groot en klein te bundelen, lukt het sneller om samen een verschil te maken. Voorbeelden van succesvolle samenwerkingen zijn Seepje met Albert Heijn en de Vegetarische Slager met Unilever.”
Wouter laat een voorbeeldcase zien van kantoor- en projectmeubelfabrikant Vepa in Hoogeveen. “Vepa heeft een duidelijke visie, ook op het gebied van duurzaamheid. Ze maken concrete plannen, werken samen met ketenpartners en streven naar meetbare resultaten. Dit alles communiceren ze duidelijk in hun rapportages.”
Groot denken en slim opereren
Duurzaam ondernemen hoeft niet ingewikkeld te zijn, vindt Wouter. “Duurzaamheid moet onderdeel worden van je organisatie, gekoppeld aan je ondernemersvisie en geïntegreerd in de bedrijfscyclus. Duurzaam ondernemen kan je bedrijfsgroei versnellen en bijdragen aan kostenverlaging, terwijl niet duurzaam ondernemen leidt tot inefficiënt gebruik van middelen en hogere kosten op de lange termijn. Niet duurzaam ondernemen is dus eigenlijk verspilling. Daarbij stelt de overheid steeds strengere eisen. En werken mensen liever bij een bedrijf dat het goed voor heeft met de wereld. Je kan het thema dus niet meer negeren.” Wouter concludeert: “Duurzaamheid biedt veel kansen en wordt het nieuwe normaal. Feit is dat je behoorlijk wat moet vastleggen en rapporteren over je duurzame inspanningen. Dat kan ingewikkeld lijken, maar het is echt te doen. Met groot denken, slim opereren en er een beetje lol in hebben, is het een mooie uitdaging.”
Communiceren over duurzaamheid
Procesbegeleider Hermen Lutje Berenbroek helpt vandaag om alles helder in kaart te brengen. Tijdens het verhaal van Wouter vraagt hij de deelnemers om hun ideeën en uitdagingen op te schrijven. Veel deelnemers realiseren zich dat ze al veel doen op het gebied van duurzaamheid, maar dit nog niet duidelijk naar buiten communiceren. Een ander waardevol inzicht dat in de groep bijval krijgt is dat niet duurzaam ondernemen eigenlijk ook verspilling is en dat duurzaamheid onderdeel moet worden van je dagelijkse gang van zaken.

Van theorie naar praktijk
De deelnemers schakelen van theorie naar de eigen praktijk en delen hun bedrijf in volgens het zes kapitalen model. Dit model – ook wel het waardecreatiemodel – wordt geïntroduceerd door Ton van Kollenburg, lector bij Avans Hogeschool. Het model helpt bedrijven waarde te creëren en te meten op zes verschillende gebieden:
- Financieel kapitaal: geld en financiële middelen voor productie en diensten, zoals eigen vermogen, leningen en winst.
- Geproduceerd kapitaal: fysieke objecten zoals gebouwen, machines en infrastructuur.
- Intellectueel kapitaal: de kennis die een organisatie in huis heeft door innovatie en ontwikkeling.
- Menselijk kapitaal: vaardigheden, ervaring en motivatie van werknemers, inclusief hun gezondheid en loyaliteit.
- Sociaal en relatiekapitaal: netwerken en relaties met stakeholders zoals klanten en leveranciers.
- Natuurlijk kapitaal: natuurlijke hulpbronnen zoals lucht, water, land en biodiversiteit.

Ton legt uit: “Organisaties creëren waarde door verschillende soorten kapitaal in te zetten. Dat is de input. Deze kapitalen kunnen in waarde toenemen, afnemen of transformeren. Dit is de outcome en impact. De waardeverandering gebeurt door ze te gebruiken in de kernactiviteiten. De producten of diensten die hieruit voortkomen is de output.” Ton vult samen met de deelnemers het model in aan de hand van een voorbeeldcase. Daarna vullen de deelnemers in werktafels het model in voor hun eigen bedrijven.
Van generatiemanagement tot terugkoopgarantie
Na de werktafels presenteert elke groep zijn bevindingen. Een gemeenschappelijk thema is het belang van menselijk kapitaal. Onderwerpen als opleiding, inzetbaarheid en integratie van vakmensen en medewerkers met afstand tot de arbeidsmarkt komen aan bod. John den Ridder van REWIN West-Brabant vertelt namens zijn groep: “Menselijk kapitaal is heel belangrijk. Hoe leid je vakmensen op, hoe snel kun je iemand onboarden en hoe houd je iemand duurzaam inzetbaar? Het is belangrijk dat daar aandacht voor is. Vooral met generaties die anders willen werken, zoals Gen Z.”
Generatiemanagement kwam ook ter sprake bij het groepje van Björn Hermanussen, algemeen directeur bij DJS Hekwerken: “Jongere medewerkers willen vaak geen veertig uur werken, en de oudere generatie werkt minder door het generatiepact. Het is belangrijk om rekening te houden met de wensen van je mensen. Als je goed zorgt voor het menselijke kapitaal, kan dat zorgen voor een boost in het financiële kapitaal.” Ook bij de groep van Jeroen van der List van AMT Group lag de focus op het menselijk kapitaal: “Zonder mensen ben je nergens. In onze groep spraken we over het werken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het belang en de waarde van vaste dienstverbanden en medewerkers helpen met huisvesting.”

Hoewel er veel overeenstemming is over hoe belangrijk het menselijk kapitaal is, inspireren de deelnemers elkaar ook met nieuwe inzichten. In de groep van Frank Donders van FME had iedere onderneming een USP die hen met klanten verbindt en een goede reputatie opbouwt. En Ronald de Boer van projectmeubelproducent ROFA vertelt over hun terugkoopgarantie: “De meubelindustrie is heel vervuilend. Door herbruikbaarheid al in het ontwerpproces mee te nemen, kunnen we statiegeld toepassen. Gebruikte elementen kunnen tegen een vergoeding worden ingeleverd. Wij controleren de kwaliteit, vervangen de stoffering en brengen het product weer terug in de keten. Dit bespaart ons de productie van nieuwe producten en draagt bij aan een duurzame en circulaire toekomst.”
Toekomstbestendige bedrijven
Van macro naar meso en uiteindelijk naar microniveau. Hermen Lutje Berenbroek vraagt de deelnemers na te denken over waar ze op korte termijn mee willen starten en stoppen. Deze input wordt gebruikt ter voorbereiding op de volgende masterclass. Na het netwerkdrankje nemen de deelnemers afscheid om in oktober 2024 weer samen te komen.