Timon: “Bedrijven hebben ook nog op een andere manier baat bij zo’n samenwerking. Het midden- en kleinbedrijf heeft doorgaans geen innovatieafdeling. Dat zorgt voor een tweespalt: je moet vooruit om bij te blijven. Maar ruimte voor experiment is er vaak niet. De fabriek moet door blijven draaien. En een dure machine aanschaffen zónder te weten of het iets oplevert, doet natuurlijk ook niemand. Juist met dat stuk onderzoek en experiment kunnen het onderwijs en het bedrijfsleven elkaar enorm vooruithelpen.”
Waarom is dat nodig?
Teun: “In de wereld van nu zijn er voor de maakindustrie veel uitdagingen. Daar komt nog eens bij dat techniek een imagoprobleem heeft. Steeds minder leerlingen kiezen voor een opleiding in dit vakgebied. Kijk maar naar Tilburg en omgeving: dit is wat we noemen een techniekarme regio. Er is hier geen enkele middelbare school die het pakket PIE (Produceren, Installeren en Energie, red.) aanbiedt. De kosten om lokalen daarvoor in te richten, zijn hoog. En het levert te weinig op voor scholen, want te weinig leerlingen kiezen voor dit pakket. Zo creëer je een vicieuze cirkel waarbij we steeds minder vakpersoneel in de regio hebben. Daarom werken we samen met basis- en middelbare scholen. Bijvoorbeeld om een deel van het onderwijs bij ROC Tilburg te doen, en om op allerlei manieren te proeven aan techniek.
Door meer met elkaar samen te werken, hebben we óók invloed op het imago van een loopbaan in de techniek. Er komt meer begrip tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Studenten maken sneller kennis met bedrijven in de regio. En met innovatieve projecten en samenwerkingen laten we zien wat er in de techniek allemaal mogelijk is. Het is allang geen sector meer waar je de hele dag tot aan je enkels in het smeer staat. Hier gebeuren heel toffe, uitdagende dingen. Het is vaak heel verfijnd of complex. Dat brengen we op deze manier in beeld.”
Hoe past een practoraat daarbij?
Timon: “Als het gaat over innovatie, wordt vaak naar hoger en wetenschappelijk onderwijs gekeken. Terwijl, juist in het mbo leiden we de mensen op die het moeten gaan doen. Met een practoraat laat je ook zien: hier doen we serieus onderzoek. En dat is belangrijk. Want hoe serieuzer de opdracht aan een student is, hoe serieuzer de output. Hier valt veel te halen.”